Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar toch, [53]o mens, wie zijt gij, die [54]tegen God antwoordt? Zal ook [55]het maaksel tot dengene, die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt gij mij alzo gemaakt? 53. In dit woord mens is de eerste reden van antwoord, dewijl een broos mens niet behoort tegen God te twisten, als te gering en onbekwaam zijnde om over Gods doen te oordelen. 54. Of, God tegenspreekt? 55. Dit is het tweede deel van Paulus' antwoord, waarmede hij toont dat het den mens onbetamelijk is aan God redenen van zijn doen af te eisen, dewijl God zijn Schepper is, en hij Zijn maaksel of schepsel. Zie Jes.45:9.